De ik-figuur, Linda, curator in een kunststichting, trekt zich in een dorpje terug nadat Sonja, haar dochter van 17 jaar verongelukt is. Haar man Richard, een bekende schilder, blijft in hun woning in Leipzig achter. Wel houden ze contact met elkaar. Linda graaft zich in haar verdriet en in routinehandelingen, zoals houthakken, tuinieren en de hond Kaja uitlaten helpt haar de dag door te komen. Richard wil haar terug in huis, hij geeft het op als hij een nieuwe vriendin krijgt, Brida. Een buurvrouw en haar dochter met een beperking zijn de enige mensen die ze ziet. Ze blijft rouwen, het gevoel van verlies overheerst dag en nacht, het beslaat bijna de hele roman. Uiteindelijk komt zij naar Leipzig terug, om haar zieke man te ondersteunen, verteld in een paar zinnen in een vrij open einde.
Genomineerd voor de Duitse boekprijs