'Ik groef een graf waar golven komen toe - / Dekken het zand en legde haar daar neer,/ Daarover zand: de golven komen weer / En dalen weer met lachen of geschrei - / Daar ligt bedolven mijne kleine Mei.' Zo luiden de slotregels van het beroemdste gedicht uit de Nederlandse literatuur sedert 1880, waarvan de meeste mensen alleen de beginregels nog kennen. Heruitgave van de oorspronkelijke uitgave, dus in de oude spelling. De voorkeur verdient de wetenschappelijke uitgave in de Delta-reeks of de uitgave in gemoderniseerde spelling conform Stuiveling, waar Willem Wilmink een mooie inleiding bij schreef en die ook als goedkope pocket is verschenen.