De auteur hoorde in Suriname over het bestaan van de boeroes, nazaten van een groep Nederlandse boeren die in de negentiende eeuw onder aanvoering van twee predikanten een plantage stichtten. Ze dook de archieven in, wat leidde tot deze roman. Hoofdpersoon is de slimme Anna Pannekoek die niet geheel vrijwillig is getrouwd met dominee Arend van den Brandhof. Tegen haar zin gaat ze in 1845 met hem mee naar Suriname. Ze overlijdt op 46-jarige leeftijd aan een slepende longziekte. De personages in de roman, waarvoor de schrijfster veel onderzoek deed, hebben echt bestaan en de historie is zoveel mogelijk gevolgd. Dat Arend van den Brandhof een veelschrijver was, heeft daaraan bijgedragen. De predikant is dominant en zelfverzekerd, maar leidt de missie naar de ondergang. In een onherbergzame, ziekteverwekkende jungle, bezwijken veel immigranten en hun kinderen. Een van A tot Z boeiend en aangrijpend verhaal, dat nergens sentimenteel wordt, met personages van vlees en bloed, die levensecht spreken. Een schitterende roman die veel duidelijk maakt over Suriname als wingewest in de nadagen van de slavernij. Een debuut, van een talentvol schrijver, dat naar meer smaakt.