In de jaren negentig geeft de auteur als werkstudente studiebegeleiding aan de kinderen van een orthodox-joods gezin in de Antwerpse wijk waar de mensen pijpenkrullen, keppeltjes, zwarte pruiken en kousen dragen. Na een stroeve kennismaking met de ouders weet ze zich toch een plek te verwerven in het gezin, in weerwil van de verschillen met háár wereld qua leefregels, omgangsvormen en ideeën. Als haar taak erop zit, blijft het contact. Jaren later bezoekt ze de kinderen in Israël en de Verenigde Staten. Bij het optekenen van haar ervaringen gaat de schrijfster dieper in op het jodendom, de orthodoxie, maar ook haar gevoelens van afkeer en afweer soms. Tegenover begrip vanwege de Holocaust voelt zij onbehaaglijk onbegrip vanwege de Palestijnse kwestie. Tegelijk is ze eerlijk over de jaloezie die ze ervaart omdat joden een kosmopolitische gemeenschap vormen waar zij nooit bij kan horen. In feite draait alles om de vraag hoe wij in al onze diversiteit toch kunnen samenleven. Een goed te volgen boek over hedendaagse vraagstukken rond integratie en segregatie. Persoonlijk en interessant, zeker voor wie zich in het jodendom wil verdiepen. E. du Perronprijs 2017.