In deze roman wordt het leven beschreven van Celio, die in 1910 geboren wordt in Friuli, Noordoost-Italië. Hij is van eenvoudige komaf en brengt zijn leven grotendeels door in de vrije natuur. Hij is leergierig en leert vooral door te kijken hoe anderen allerlei vaardigheden gebruiken bij het uitoefenen van verschillende ambachten. Hij vult zijn leven als houthakker, grasmaaier, steenhouwer, mijnwerker, kaasmaker, imker. Maar zijn grote passie is bergbeklimmen, waar hij een groot talent voor heeft. Celio is echter niet gemakkelijk in de omgang: hij is eenzelvig, zwijgzaam, trots en wordt door medemensen als een zonderling beschouwd. De auteur van deze roman is eigenlijk zijn enige vriend. Schaduwzijde in het bestaan van Celio is zijn steeds toenemend drankgebruik dat hem uiteindelijk ook zijn leven kost. De auteur schildert in zijn persoon de leermeester die in zijn leven grote invloed heeft gehad. Een indringend en goed geschreven portret van een bijzonder mens.