De Skandiërs hebben in boek 4 (`De dragers van het Eikenblad`) een niet-aanvalsverdrag met Araluen gesloten. Daarom zijn Jarl, Erak en zijn mannen gedwongen hun geluk verderop te zoeken. Als zij, op zoek naar buit, langs de kust van het verre Arrida in een hinderlaag lopen, wordt Erak gevangengenomen. Zijn mannen worden naar Skandia teruggestuurd om losgeld voor hun aanvoerder op te halen. Erak vermoedt echter dat de hinderlaag een valstrik is geweest van een rivaal die uit is op zijn functie. Hij adviseert zijn mannen om het losgeld niet in Skandia te halen, maar hulp te vragen in Araluen. Will en zijn vrienden schieten hun oude vriend te hulp, maar komen er al snel achter dat de hete woestijnen en zandstormen van Arrida een nog geduchtere vijand vormen dan de gevaarlijke krijgers die Erak gevangen houden.