Engeland, midden negentiende eeuw. Het 16-jarige weesmeisje Lily werkt op een pruikenatelier in Londen en kijkt terug op haar leven tot dan toe. Ze bekent de lezer direct dat ze een moord heeft gepleegd en wel gauw voor haar misdaad zal worden opgehangen. Te vondeling gelegd bij een parkhek in Londen werd ze ternauwernood, één teen was al afgebeten, gered van de wolven door een jonge politieagent. Hij brengt haar naar het Foundling Hospital. Na, zoals toen de gewoonte was, haar eerste zes levensjaren vrij idyllisch te hebben doorgebracht bij een pleeggezin op het platteland, moet ze terug naar het Foundling Hospital. Hard werken, vernederingen, geen liefde en weinig eten is haar deel, de mishandelingen van een van de verzorgers breken haar op. Ze komt weer in contact met de politieagent die haar als baby gered heeft, zal hij haar misdaad ontdekken? Soepel geschreven, boeiend en pakkend historisch verhaal met Dickensiaanse trekjes. Hier en daar wel wat erg melodramatisch en larmoyant, deze prijswinnende auteur (1943) heeft echt wel betere romans geschreven, maar het leest heerlijk weg.