Het Indiase jongetje Pi brengt veel tijd door in de dierentuin van zijn vader. Behalve een grote liefde voor dieren ontwikkelt Pi, tot verbijstering van zijn moderne ouders, ook een grote liefde voor religies, hij bezoekt beurtelings de moskee, de kerk en de tempel. Midden jaren zeventig besluit het gezin naar Canada te emigreren en scheept zich in op een vrachtschip met een aantal van de dieren die aan Amerikaanse dierentuinen zijn verkocht. Het schip vergaat en Pi belandt in een reddingsboot met een hyena, een zebra, een orang-oetan en met Richard Parker, een Bengaalse tijger. Pi en Richard Parker blijven over en zeven maanden overleven ze samen op zee. Worstel je even door het begin heen en je komt terecht in een heel bijzonder en sprookjesachtig juweel van een verhaal, origineel, goed geschreven, met humor en bijzonder veel fantasie, met een onverwachte kijk op religie, dierentuindieren, waarheid en verzinsel. Zeer de moeite waard, dit verhaal over de merkwaardigste schipbreuk ooit. De Canadese auteur (1963) won met deze roman de Booker Prize 2002 en de Hugh MacLennan Prize for Fiction. Werd in 2012 verfilmd en won vier Oscars. Uittreksel aanwezig in de Uittrekselbank.