Dagmar (17) wordt op school ernstig gepest. Ze heeft daardoor een heel laag zelfbeeld. Ze ontkent het gepest en begint nu ook zichzelf te verwonden. Haar ouders zijn gescheiden. Met haar vader heeft ze een vertrouwensrelatie maar niet met haar moeder, al doet de empatie van de vriend van haar moeder haar goed. Alleen haar oma vermoedt wat en geeft Dagmar een schrift om de dingen op te schrijven die ze niet kan zeggen. Dit boek is dus het verhaal van Dagmar aan de hand van fictieve briefjes, gericht aan Ansar, een aardige stagiair op school die haar begrijpt en op wie ze verliefd is. Deze korte briefjes en haar innerlijke dialogen zijn in de tekst cursief gedrukt. Het lijkt met Dagmar even beter te gaan wanneer ze een vriendje krijgt en de pesters op school worden aangesproken op hun gedrag, maar zal het voldoende zijn? De manier waarop de auteur dit (helaas) actuele gegeven beschrijft leest uiterst moeizaam: veel omhaal van woorden, heel veel cliché’s, soms foutief taalgebruik. De aanleiding van het pesten komt pas tegen het einde aan bod. Vanaf ca. 15 jaar.