Een vrouw van begin twintig, Holly, rouwt om haar vriend, Sam, die door een auto-ongeluk om het leven is gekomen. Dit boek beslaat de vier seizoenen van een jaar, te beginnen met ‘herfst’, het seizoen waarin de pijn nog heel rauw is en eindigend met ‘zomer’, waarin het licht ook figuurlijk begint te schijnen. Holly verhuist meteen na de dood van haar vriend naar Brighton om dicht bij de zee te zijn, de plek waar ze zich thuis voelt. Hier ontmoet ze een wijze oude man, een vroegere goochelaar die nog steeds kan toveren en die haar betrekt bij een groepje mensen, een leesclub, die allemaal hun eigen problemen moeten verwerken. Het verhaal wordt in de ik-persoon verteld. In korte hoofdstukjes wisselen heden en verleden elkaar af. In de stukjes over het verleden spreekt Holly steeds Sam aan alsof hij nog leeft. Ze herinnert zich de mooie en de moeilijke dingen van hun leven samen. In het heden ontwikkelt zich een steeds hechtere band met de leden, vrouwelijke én mannelijke, van de leesclub. Een aardig debuut waarin de gevoelens van Holly en haar rouwverwerking centraal staan.