Met een koffer vol familiedocumenten begint voor de in Frankrijk geboren en opgegroeide vertelster Olivia een zoektocht naar haar wortels. In korte fragmenten schetst zij levendig haar Joodse grootouders die tot het eind van de jaren '50 van de 20e eeuw in de Algerijnse stad Relizane een naaiatelier hebben. In de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog zijn zij gedwongen met hun zonen naar Frankrijk te vluchten, waar hen als Joodse pieds-noirs een kille ontvangst wacht. Gelijkmoedig aanvaardt de zwijgzame grootvader zijn lot als banneling, haar wanhopige grootmoeder wordt depressief. Zoon Pierre, Olivia's vader, volgt een studie en weet als Jood èn Algerijn te assimileren in de Franse samenleving, ook al draagt hij de last van een familiegeheim en een gevoel van ballingschap. Dit voor de Prix Femina en de Prix Femina des lycéens 2020 genomineerde auto-fictionele werk van de Franse auteur en journaliste (1976) is naast een hommage aan haar (groot)ouders en het drama van de pieds-noirs ook een tragedie rond ontworteling en een zoektocht naar identiteit van een biculturele vrouw.