De roman houdt vanaf het begin af aandacht van de lezer vast naar aanleiding van de manier waarop in de psychiatrie in de twintigste eeuw met kinderen werd omgegaan. Centraal staan de voor anorexia in een psychiatrische inrichting in Parijs opgenomen Béatrice en Anne die met haar bevriend is. Ze bekommeren zich om de kleine Chiel die in het instituut 'de idioot' wordt genoemd. De roman bestaat uit twee delen en vooral in het tweede deel wordt teruggekeken naar hoe men in de psychiatrische inrichting zestig jaar daarvoor omging met patiënten en hoe het met hun behandeling afliep. Liefde en kracht lijken een helende werking te hebben. Een zeer interessant gegeven.