In 1835 reist een jonge Franse wetenschapper naar Noord-Europa waar hij tijdens zijn faunaonderzoek getuige is van een slachting onder reuzenalken, waarvan hij nog één exemplaar kan redden. Die vogel neemt hij mee naar huis waar hij hem verzorgt. Steeds sterker wordt hij zich bewust van zijn ontzag en verantwoordelijkheid voor dit unieke levende wezen, dat door menselijke vernietigingslust de laatste in zijn soort zal zijn. Dankzij wederzijds vertrouwen en in woordeloze communicatie ontwikkelt zich tussen alk en onderzoeker een haast symbiotische relatie, die gebaseerd is op volstrekte gelijkwaardigheid tussen mens en dier. Aangrijpend is de wijze waarop de eenzaamheid van de laatste reuzenalk krijgt, zonder te vervallen in belerend of sentimenteel antropomorfisme. Deze twaalfde roman van de Franse auteur (1967), genomineerd voor de Prix Renaudot 2022 en de Prix Femina 2022, is bekroond met de Prix Goncourt des animaux 2022. In tijden van dreigende zesde massale uitsterving is deze ontroerende, knap geschreven roman, met nawoord van de auteur, bovendien hoogst actueel en urgent.