Verleden jaar kondigde Nobelprijswinnaar Mario Vargas Llosa (1936) aan dat dit zijn laatste roman zou zijn. De hoofdpersoon is Toño Azpilcueta, een onaanzienlijke man met een enorme liefde voor de Peruaanse volksmuziek. Op een avond ziet hij gitarist Lalo Molfino optreden. Hij raakt helemaal betoverd door diens spel, wil alles over hem weten en gaat op onderzoek uit. Maar tijdens zijn speurtocht wordt het raadsel Molfino eerder groter dan kleiner. Zijn queeste staat ook in het teken van zijn vaste overtuiging dat de verschillende soorten volksmuziek van Peru één nationaal gevoel van identiteit en eenheid bezielen. Die muziek zou dus een einde kunnen maken aan de grote verdeeldheid van het land, dat in die tijd veel te lijden had onder de maoïstische guerrillabeweging Sendero Luminoso (Lichtend Pad). Vargas Llosa herneemt een thema dat we al uit eerder werk van hem kennen: de gevaarlijke verlokking van de utopie. Nieuw is de hoofdrol voor muziek in deze roman, die een waardige afsluiter vormt van een monumentaal oeuvre.