Voor de bezetting van Constantinopel in 1918 woonde Nur in een grote villa die nu door de Britten in beslag is genomen en omgebouwd tot een ziekenhuis. Als de jongen die door Nur tussen brandend puin is gevonden en zij in huis heeft opgenomen ziek wordt, ontmoet ze daar medisch officier George Monroe. Ondanks dat ze zich bewust is dat hij de bezetter is, groeit er een band tussen hen. Kerem, broer van Nur, heeft als soldaat verschrikkelijke dingen gezien en gedaan en komt na vier jaar getraumatiseerd thuis. Als hij merkt dat Nur een vriendschappelijke verhouding met de bezetter heeft, zint hij op wraak en steekt het ziekenhuis in brand. Alle patiënten kunnen gered worden. Als in 1921 de bezetters het land moeten verlaten, verliezen Nur en George alle contact. Jaren later komt de jongen, nu een volwassen man, die door George in Londen is opgevoed, met de as van George, bij de oude, zieke Nur terug. Het verhaal wordt afwisselend vanuit George, Nur, de gevangene, en de reiziger verteld. De oorlogssituatie, de emoties en karakters van alle betrokkenen worden invoelend beschreven.