In deze korte roman ontwikkelt Christian Oster (1949) de wederwaardigheden van iemand die radicaal uit zijn dagelijkse sleurdecor stapt. Aanleiding hiertoe is een courgetteschoteltje dat hij vergeet van het gas te halen en al snel zijn hele boshuis in vuur en vlam zet. Hij laat het pand bewust uitbranden, geeft toe aan een diepe wens zelf in rook op te gaan en neemt de trein naar Parijs waar hem als acteur nog enig financieel soelaas wacht. In fraaie stijl met minutieus uitgewerkte monologen en droogkomische dialogen wordt beschreven hoe toevallige ontmoetingen zijn verdere leven bepalen waarbij gesuggereerd wordt dat de verre nazaat van Plume (Henri Michaux), Pierrot (Raymond Queneau) en Meursault (Albert Camus) in het reine komt met zijn absurde bestaan.