David Bourricot, een 45-jarige gelauwerde journalist, zit in een behoorlijke dip. Door zijn hoofdredacteur wordt hij op kerstavond naar Bretagne gestuurd om de verdwijning van een zeevisser op te helderen. Was het een ongeluk of een druggerelateerde moord? Hij kan zich echter nergens toe zetten en het onderzoek wordt eerder een zoektocht naar zichzelf. Hij brengt veel tijd door in een bistro vol kleurrijke figuren die lijken op de personages van Fellini: de collega's van de zeevisser, zijn erg mooie weduwe die hem niet onverschillig laat en Henri-Jean, de plaatselijke Toulouse-Lautrec. In de streek waar hij als kind zijn vakanties doorbracht, denkt hij na over de relatie met zijn vrouw en kind. Hij schrijft brieven die schuingedrukt door het fascinerende, soms grappige en soms wat zwaarmoedige hij/zij-verhaal staan. De stijl is dromerig, soms wat nevelig en past goed bij het Bretonse Penmarc'h. De lezer krijgt een inkijkje in het leven van zeevissers. De ontknoping is bijzonder en verrassend. De schrijver is zelf journalist van Le Figaro en dit is zijn derde roman. Was genomineerd voor de Prix Renaudot 2020.