Een inmiddels hoogbejaarde Nederlandse yoga- en meditatieleraar (1934) doet in dit boek verslag van zijn spirituele reis door het leven. Als jongere, afkomstig uit een orthodox-christelijk milieu, is er al een verlangen naar eenwording met het hogere. Zijn wens om dominee te worden loopt echter vast tijdens zijn studie theologie; een opname in een psychiatrische inrichting volgt. Na zijn ontslag gaat hij op zoek naar spirituele betekenis en volgt een tocht langs talloze leraren en richtingen, dat leest als een staalkaart van het geestelijk leven in de tweede helft van de twintigste eeuw. Vrijmetselarij, yoga, Advaita Vedanta, Vipassana en Dzogchen passeren de revue; een jaar leven als een monnik in Birma en tenslotte het thuiskomen in zijn eigen vorm van yoga-meditatie. In 49 korte, thematische hoofdstukken doet de auteur niet alleen verslag van zijn leven, maar geeft hij een voor velen herkenbaar tijdbeeld van een generatie zoekers. Hij geeft nog steeds les. Bevat literatuurlijst en opsomming van websites.