Als zijn vrouw door een terroristische aanslag in Londen wordt getroffen, vervalt de ik-persoon, op blz. 179 is zijn naam Mike, in een diepe depressie. Hij bezoekt elke woensdag 50 min. zijn therapeute Angela. Thuis maakt hij korte notities en dagboekaantekeningen waarmee dit boek is opgebouwd. Als schoolhoofd regeert hij zijn leerlingen met straffe hand. Zijn vader ligt op sterven, zijn dochter Amy, nu in de 30, 25 jaar toen het gebeurde, heeft hij te hard aangepakt. Paul, eens leerling van hem en vriend van Amy is in het leger gegaan en hevig verminkt uit de oorlog teruggekomen. Frankie, een verlopen figuur ontmoet hij bij een wapenexpo. Van hem leert hij via de computer te hacken. In zijn stukken uit hij zijn woede tegen een politicus, wiens naam hij niet bekend maakt, die volgens hem verantwoordelijk is en op wie hij wraak wil nemen. Hij analyseert de schuldvraag, wie is dader, wie slachtoffer. In elke aantekening filosofeert hij diepgaand over een situatie of een contact uit het heden en verleden. Hij dwingt de lezer in de angstaanjagende gedachtewereld van een terrorist.