In deze 'vertelling in gedichten en prozagedichten' laat Lieske (1943) vier Afrikaanse jongens uit de Parijse wijk Saint-Denis onder leiding van Keto gedichten schrijven over de kindertijd van een aantal 'helden', die geselecteerd werden uit oude tijdschriften. Omdat 'het troeppie' een afwijkend Frans spreekt, hanteert Lieske een mengvorm van Nederlands en Afrikaans. De helden vormen een bonte verzameling, van Robespierre tot Christine Keeler. Het gedicht over de Hongaarse arts Ignaz Semmelweis (1818-1865) opent als volgt: 'Was je handen, / poets je tanden, / blank te land is nu folklore; / schrob je vingernagels schoon. / Haal de kwallen uit je oren, / trek de spinnen uit je neus'. Als een gedicht klaar is, wordt het feestelijk achter een door Keto bestuurde vuilniskar naar de basiliek van Saint-Denis gebracht en toebedeeld aan een marmeren graftombe. De naam van de held wordt erop gespoten 'met taai rood kleurstof'. En wat verzucht Marlene Dietrich als kind: 'Ik wil een lichaam om anderen te behagen, / ik wil dijen waarbij iedereen zal vragen: / waar houden uw wonderbenen op?' In veel opzichten een fascinerende bundel!