Karel vertelt in de ik-vorm hoe hij in het ziekenhuis belandt door een val. Daar krijgt hij een verband rond zijn hoofd. Op iedere pagina staat links een zwartomrand kader met de tekst van ca. vier zinnen in handgeschreven, vette letters op een felgekleurde ondergrond; rechts een eveneens zwartomkaderde tekening, geschilderd in heldere kleuren met stevige, gestileerde vormen, voorzien van zwarte contouren, die hier en daar net buiten het kader uitsteken. Tekst en prent lijken wel schilderijtjes. Geestig is vanuit Karels perspectief het alleen zichtbare middendeel van het lichaam van de dokter. Karel heeft een groot rond hoofd, zijn ogen, neus, mond en haren zijn summier aangeduid. Door de ik-vorm is de toon wat ouwelijk: ‘Hallo, ik ben Karel. Ik loop rond in de tuin.’ Zijn afstandelijke verslag van het ongeluk is vervreemdend, er is geen bloed te zien. Niet zozeer een concreet verhaal, maar losse onderwerpen. Vrolijk ogend, gebonden prentenboek met twee afgeronde hoeken. Stevig, glad papier, gele/oranje schutbladen; op het omslag staat Karel frontaal in pyjama met verbonden hoofd. Bruikbaar om met peuters vanaf ca. 2 jaar over een ziekenhuisverblijf te praten.
Geactualiseerde druk.