Interessant en leerrijk boek over de kunst van mediteren van een van de meest geliefde jonge Tibetaanse lama's, onder meer directeur van de Shambhala International stichting. De kracht van dit boek is dat hij als zoon van Chögyam Trungpa Rinpoche, die het Tibetaans boeddhisme in Noord-Amerika introduceerde, in staat is om een brug tussen west en oost te slaan. Veel van zijn voorbeelden zijn dan ook op het westen geënt, onder meer uit de golfsport, waarvan hij een beoefenaar is ('ik kan maar één bal tegelijk raken. Elke bal is de enige bal; mijn geest moet elke keer fris zijn.') en ook zijn empathisch taalgebruik is laagdrempelig zonder op de knieën te gaan. Het is samen met zijn enthousiasme, didactische vaardigheden en realiteitszin een van de meest aansprekende publicaties over meditatie die de laatste jaren zijn verschenen. Zijn methode is een mengeling van boeddhistische oefeningen (aandachtsmeditatie) en Shambhala, een spiritueel krijgerschap dat uitgaat van fundamentele goedheid. Met een voorwoord van Pema Chödrön en drie appendices (instructies voor contemplatieve meditatie).