Dit werk is van bijzondere betekenis in het oeuvre van de Duitse filosoof (1889-1976). De belangstelling voor het 'zijn', ingeluid met het verschijnen van zijn beroemde 'Sein und Zeit' (1927), ligt eraan ten grondslag. De 'Seinsvergessenheit', heersend in het westerse denken, blijft centraal staan. Deze 'inleiding' vormt een ommekeer bij Heidegger. De band tussen 'zijn' en 'denken' wordt nu benadrukt, met de taal als belangrijk uitdrukkingsmiddel. Door de woorden, de gebruikte taal, zoekt hij naar de oorspronkelijke betekenis van het 'zijn', zoals dat in de - vooral vroegste - geschiedenis van de filosofie naar voren komt. Zo hoopt hij de verloren gegane oerzin van het 'zijn' weer aan het licht te brengen. Het woord 'inleiding' moet hier dus goed verstaan worden; het is geen algemene inleiding in de (gebruikelijke) metafysica, maar een inleiding tot het vinden van een nieuwe weg tot het 'zijn' en wel weg uit traditionele 'zijns'-beschouwingen, die meer over het 'zijnde' dan over het 'zijn' handelen. Een verzorgde, verantwoorde vertaling die bekendheid met Heidegger en metafysica veronderstelt. Vrijwel ongewijzigde herdruk.