Deze genuanceerde en veelgelaagde debuutroman van de Koreaans-Amerikaanse auteur (1983) gooide hogen ogen bij verschijnen. Will Kendall, komend van Bible College, een buitenbeentje aan een van Amerika's elite-universiteiten, probeert hierin te begrijpen waarom zijn half-Koreaanse vriendin Phoebe Lin, lange tijd het feestbeest op de campus, steeds meer betrokken raakt bij een religieuze sekte ('Jejah' genaamd) onder leiding van de charismatische John Leal. Is het omdat ze zich schuldig voelt over de dood van haar moeder? Will, nu een atheïst met spirituele fantoompijn, begrijpt het hierdoor deels. Hij loopt zelfs een tijdje mee, maar na één kritische vraag en een wanhoopsdaad verlaat Phoebe hem. Als de groep uiteindelijk een bomaanslag op enkele abortusklinieken pleegt en zij als hoofdverdachte wordt gezien, kan hij dat niet geloven. In korte hoofdstukken in retrospectief sticht de auteur bewust verwarring door vaker foute persoonsvormen en een ander perspectief te mengen. De thema's geloof, verlies, schuld, twijfel en liegen komen genuanceerd en geloofwaardig over.