Op de Petersburgse manier van inrichten, zo heeft Gotthold Immerjahn zijn huis volgehangen met schilderijen, dicht op elkaar en van boven naar beneden. De hoofdpersoon is de ongelooflijk rijke zoon van een cementfabrikant. Door de erfenis heeft hij zoveel geld te besteden, dat hij alleen maar koopt en verzamelt, van Picasso tot Malevitsj, van Vincent van Goch tot Chirico. Hij woont in een villa, die door Mies van der Rohe gebouwd is. Op een dag besluit hij om zijn kunstverzameling aan het publiek te tonen. Maar eigenlijk komt hij er niet aan toe. Onverwachte gebeurtenissen zetten hem aan het denken. Hij ontslaat zijn assistente, het blijkt dat zijn beste vriend een verhouding heeft met zijn vrouw en zijn zoon doet een zelfmoordpoging. Dit mislukt en daarna verandert deze zoon zijn leven, gaat meedoen aan de Olympische Spelen, zwemmen. De meest stabiele persoon is de huishoudster. Deze bijna raadselachtige roman is het debuut van de in 1981 geboren Oostenrijkse journaliste, die met haar korte verhalen al enkele prijzen won. Een nogal trage roman met weinig dialogen en veel associaties, gedachten. Vraagt veel concentratie van een ervaren lezer.