Een Amerikaans-joodse vrouw afkomstig uit het Poolse Radom (1927) vertelt wat ze meemaakte in de Tweede Wereldoorlog. Ze groeit op met haar ouders en broer, sinds 1941 in het getto in Radom. In 1942 moet ze werken in de munitiefabriek daar, kort erna wordt het gezin opgepakt, haar broer doodgeschoten, vader en oom ontsnappen, moeder en grootouders komen terecht in concentratiekamp Treblinka. In de fabriek leert Millie de joodse politieman Heniek (27) kennen en wordt verliefd; ze trouwen als hij via uitwisseling naar Argentinië kan gaan. Dat loopt anders, hij komt om. In 1944 gaat Millie op transport naar Auschwitz, waar ze de verschrikkingen overleeft. Na de bevrijding leert ze Jack Werber (1914-2006) kennen, ze trouwen, emigreren naar de Verenigde Staten en krijgen twee zoons. De Amerikaanse hoogleraar Engels aan Fordham University, een kennis van Millie's oudste zoon, verwerkte haar ervaringen tot een indringend, oprecht en goed besproken verhaal, dat een warm beeld geeft van de mens die zij is, en reëel en aangrijpend haar ervaringen beschrijft. Goede vertaling. Geïllustreerd met zwart-witfoto's.