Zeven verhalen zijn hier als een ode aan Den Haag bijeengebracht. Ze gaan over mensen in Den Haag uit heden en verleden. De verhalen worden afgewisseld en onderbroken door liedteksten van de coauteur. Het zijn rake schetsen uit het dagelijks leven en ze typeren de Haagse bewoners uit verschillende wijken aan beide zijden van de Laan van Meerdervoort: de deftige Hagenaars en de volkse Hagenezen. De liedteksten vatten de verhalen beknopt samen, maar voegen niet veel toe en zijn niet bijster geslaagd wat inhoud of metrum betreft. Ze werden gezongen in de theatervoorstelling 'Den Haag, mijn lief', waarin beide auteurs opgetreden hebben en waarvan dit boekje een neerslag is.
De langere verhalen zijn het boeiendst, vooral die waarin figuren uit het verleden aan de orde komen, zoals een Haagse freule die met haar hondje in een kinderwagen placht rond te rijden en een dienstmeisje dat zwanger raakt van haar werkgever en daarna op straat wordt gezet.
Met bibliografie van de auteur (1931) en een vermelding van de prijzen die zij voor haar werk mocht ontvangen. De coauteur (1983) is kleinkunstenaar en zanger.