Prentenboekverhaal over een stoer jongetje (ik-persoon), dat graag vertelt dat hij nergens bang voor is. Maar als het donker wordt, ziet hij toch dingen waar hij onrustig van wordt. Als hij het licht weer aan doet, blijkt het niets anders te zijn dan een schaduw van speelgoed of kleren op de vloer. Hoewel thuis het donker hem steeds minder bang maakt, wordt hij toch nerveus als zijn vader hem meeneemt om te gaan kamperen. Na wat zelf bedachte raadseltjes durft hij uiteindelijk zijn zaklantaarn uit te doen, en ziet hij een magische wereld, die hij niet gezien zou hebben, als hij het lichtje had aangelaten: een schitterende sterrenhemel. Prachtig prentenboek met grote kleurenillustraties over dubbele pagina’s, waarin honderden kleine gaatjes zijn gelaserd in allerlei vormen (waarvan sommige wat kwetsbaar zijn voor kindervingertjes), die zorgen voor verrassende effecten. De korte voorleestekst is gedrukt in semi-schrijfletters en staat verspreid tussen de illustraties. Mooi bedtijdverhaaltje om jonge kinderen te laten inzien, dat de dingen die je in het donker ziet, niet eng zijn, maar gewoon anders en soms betoverend mooi. Vanaf. ca. 4 jaar.
Enigszins kwetsbaar door de kijkgaten in het papier.