In de ik-vorm geschreven verhalen van acht kinderen van 7 t/m 11 jaar in een asielzoekerscentrum, gepresenteerd door hoofdverteller Miran van 8 jaar. Hij laat de lezer kennismaken met het leven in een 'aa-zet-cee' en stelt je voor aan de andere kinderen: 'Kijk, dat is mijn vriendin Ana. Ze komt uit een stad waar het dondert van de bommen.' In de verhalen staat de beleving van de kinderen centraal. Je leest waarom ze met hun ouders moesten vluchten uit Iran, Eritrea of Syrië, maar bovenal lees je hoe ze dat hebben ervaren. Tussen de verhalen door vertelt Miran wat een 'status' is, hoe een asielaanvraag gaat en dat je vaak afscheid moet nemen in een azc. De schrijfstijl is vlot. Er zit vaart in en subtiele humor. Dramatisch wordt het nergens, terwijl je wel de verhalen achter de verhalen voelt. Datzelfde geldt voor de fijne ingekleurde pentekeningen. Ook die treffen de juiste toon. Mooi en handig is de overzichtstekening voor- en achterin van 'ons azc'. Het handzame boek is geschreven in opdracht van IND, COA en DT&V en gebaseerd op gesprekken met leerlingen van azc-scholen. Inclusief woordenlijst. Vanaf ca. 7 t/m 10 jaar.