Deze debuutroman van de Duitse auteur en cultuurwetenschapper (1991) is door de Duitse critici unaniem positief ontvangen. De 24-jarige Osman studeert cello in Hamburg en woont in een woongroep. Hij heeft moeite met het feit dat zijn moeder, toen hij jong was, plotseling verdween en zijn vader en zijn broer Willi zomaar achterliet. De vader, een violist, vlucht in zijn carrière. Als deze zijn pols breekt, dringt zijn tante Elide (ook oorspronkelijk Turkse) erop aan dat hij zijn vader vaker gaat opzoeken, wat bij Osman tot een persoonlijke crisis lijdt. De vondst van een dicteerapparaat, met daarop de stem van Ella, die samen met haar dove zus Jo op vakantie in Ierland blijkt te zijn, biedt hem houvast. Als tante Elide aankondigt terug naar Turkije te gaan, vindt hij in de verhuisdozen een foto van zijn moeder, die de aanzet is tot een geheim uit het verleden en een verklaring voor het vreemde gedrag van zijn ouders. De Turkse integratieproblematiek en communicatieproblematiek wordt gevangen in overtuigende meerstemmigheid, uitgevoerd in gevarieerde beeldend-muzikale leidmotieven.