Ergens onder de rook van Rotterdam gaat de onlangs weduwe geworden Marleen eind 2017 namens de kerk op bezoek bij de eenzame hoogbejaarde Pieter. Hij vertelt haar zijn levensverhaal: opgegroeid met een gewelddadige vader, in tehuizen gezeten, in de gevangenis terechtgekomen, getrouwd, kinderen gekregen met wie hij geen contact heeft, gescheiden. Kortom: een in zijn ogen ‘verloren leven’. Pieter vergeleek zijn leven met een ‘huis zonder fundament’ dat snel scheef zakt. Door de wekelijkse ontmoetingen met Pieter gaat Marleen reflecteren op haar eigen leven en met name de wijze waarop zij met haar eigen dochter omgaat (die tot ongenoegen van wijlen haar man met een kunstenaar samenwoont). Ze besluit haar eigen keuzes te maken en vindt dat Pieters leven wel degelijk betekenis heeft gehad – ook al vond die zelf van niet. Om beurten zijn Marleen en Peter aan het woord. Het is onderhoudende lectuur, niet meer en niet minder. Volgens de ondertitel is het ‘gebaseerd op een waargebeurd verhaal’, maar nergens wordt duidelijk wat feit en wat fictie is, zodat die toevoeging geen waarde heeft.