De zesde roman van de Schotse schrijfster (1962) is weer een typische Smithroman, in dit geval een gedurfde, speelse en ontroerende modernistische literaire exercitie à la Virginia Woolfs 'Orlando' (1928). Het boek is opgedeeld in twee delen, beide 'One' genaamd. De helft van de oplage presenteert als eerste deel het verhaal van de weerspannige en slimme tiener George (Georgia), die rouwt om het plotseling verlies van haar moeder en als tweede deel het in de eerste persoon beschreven leven van de Renaisance-schilder Francesco del Cossa (1430/35-1477), waarin zijn beroemde fresco's in het Palazzo Schifanoia in Ferrara een beduidende rol spelen. De andere helft van de oplage keert die volgorde om. Dat levert verschillende interpretaties en een bewust ingezette verwarring op (eenmaal in een versie gelezen, is lezing van de andere bijna onmogelijk). Dit wordt versterkt door de sterke verwevenheid van personages en thema's in de twee delen: identiteit/gender/androgynie, kunst (het hele spectrum van opdrachtgeven, maken en perceptie), taalbewustzijn, verlies, de verbondenheid van verleden en heden en hier vooral het actuele kijken en bekeken worden. De frisse stijl balanceert knap empathie voor personages en vormexperiment. Ruime druk met niet uitgevulde regels. Terecht genomineerd voor de shortlist van de Man Booker Prize 2014.