Het lezen van Lindners gedichten is als een wandeling door de natuur, in dit geval een wandeling door een bos. Op een bankje aan de bosrand neem je ze tot je: ‘Zonnestrepen door het bos, het wrakhout / op een stapel, de dreigende figuur van een steen // een eenzame koe die langzaam loopt // een boom ligt op zijn rug op het veld / de tooi van bladeren om hem heen […].’ Het is of deze poëzie geen afzender kent, losgezongen is van de maker. Illustratief hiervoor is het feit dat van de in totaal 37 gedichten er slechts twee zijn waarin de woorden me, mij, mijn voorkomen en eveneens twee met ik: ‘in de verte klinkt de muziek / van een film die ik niet ben’ en ‘ik hou het bos bijeen in mijn hand’. Onnadrukkelijke gedichten, die toch opvallen. Erik Lindner (Den Haag, 1968) is dichter en romanschrijver. Hij debuteerde in 1996 bij Perdu en gaf daarna vier bundels bij De Bezige Bij uit. Vervolgens stapte hij over naar Van Oorschot, waar in 2018 'Zog' verscheen en nu dus de bundel 'Hout'.