Lisa is op de vlucht met haar 3-jarige zoontje Joe en heeft van iemand het adres van een schuilplek gekregen: een vervallen huis aan een meer, ergens achteraf. Langzamerhand wordt het de lezer duidelijk waarom Lisa precies op de vlucht is. De hoofdstukken worden afgewisseld met de dagboekfragmenten van een 11-jarig meisje dat 15 jaar geleden in dat huis woonde met haar vader. Die man had als soldaat gevochten in Irak en waardoor hij aan PTTS leed. Hij drilt zijn dochter zodat zij gewapend is om de vijandige buitenwereld aan te kunnen, tot het moment dat zij ondervindt dat die buitenwereld helemaal niet zo vijandig is. Het verhaal komt langzaam op gang. Pas als voorbij de helft de beide verhaallijnen met elkaar verbonden worden, komt de vaart erin en laat het boek de lezer niet meer los. De bekentenis op het eind is niet helemaal geloofwaardig, maar verder zit de plot prima in elkaar.