Spanje is tachtig jaar na dato nog altijd bezig met de verwerking van de Burgeroorlog (1936-1939), die uitmondde in een dictatuur van bijna veertig jaar lang. Deze autobiografische roman getuigt daar ten volle van. De grootvader van moederskant van schrijfster Cristina Fallarás (Zaragoza, 1968) was een militair die tijdens de Burgeroorlog aan de kant van Franco vocht. Zijn verhalen kende zij, want die circuleerden vrijuit in de familie. Over haar grootvader van vaderszijde daarentegen werd met geen woord gerept. Fallarás ontdekt dat hij aan het begin van de Burgeroorlog is geëxecuteerd en dat haar andere grootvader daarbij aanwezig was. De schrijfster maakt er geen geheim van dat haar zoektocht voortkomt uit een grote existentiële drang. Om verder te kunnen leven móet zij een stem geven aan wat altijd werd verzwegen in haar familie. Ze doet dat met veel empathie. Mede daardoor heeft deze roman, die ook veel wegheeft van een kroniek, een grote emotionele lading. Dat is in het begin even wennen, maar daarna neemt haar verhaal de lezer op sleeptouw.