Twee halfzussen groeien gescheiden van elkaar op in het achttiende-eeuws Ghana, aan de Goudkust. De ene, Effia, trouwt een Engelse officier, een slavenhaler. De ander, Esi, belandt op een slavenschip en wordt verscheept naar Amerika. Hun veertien nakomelingen, aan wie elk een hoofdstuk is gewijd, maken vernedering, racisme, mishandeling maar ook geluk mee. In de slothoofdstukken, die spelen in onze tijd, komen de lijnen weer bij elkaar in de vorm van de personages Marcus, Esi's nakomeling, en Marjorie, Effia's nakomeling. Er zijn geloofwaardige helden en schurken aan beide kanten, zowel Ghanezen als Engelsen. De vertelstijl is afgestemd op de plaats waar het zich afspeelt. Soms is de historische context summier, maar voldoende om de achtergronden en drijfveren te begrijpen. Een indrukwekkende, genuanceerde vertelling vanuit Afro-Amerikaans perspectief, die de oorsprong van slavernij en racisme verduidelijkt zonder een te geromantiseerd beeld te schetsen. Deze ambitieuze debuutroman van de Ghanees-Amerikaanse schrijfster verdient een breed lezerspubliek. Werd genomineerd voor meerdere literaire prijzen, o.a. PEN/Robert W. Bingham Prize for Debut Fiction. Pocketuitgave, kleine letter, ruime marge en interlinie. Laatst aangeboden editie 2016-25-3772 (2016/42).