Gedurende drie jaar fotografeerde de Britse fotograaf en fotojournalist Jimmy Nelson (1967) zeventien inheemse volkeren op de meest afgelegen plekken van de aardbol. Onder extreme klimatologische omstandigheden verbleef hij bij onder meer de Dolgan-stam in Siberië, Kazakh in Mongolië en de Iatmul-stam in Papoea Nieuw Guinea. De mensen zijn met een oude, groot formaat camera vastgelegd in hun traditionele kledij en poserend in hun natuurlijke habitat. De portretten kenmerken zich door de schilderachtige sfeer en de aandacht voor sieraden, tatoeages, haar- en lichaamsversieringen. In deze kleurrijke representatie overheerst een romantisch gevoel voor esthetiek over een neutrale antropologische documentatie. Engelstalige teksten over de met uitsterven bedreigde culturen wisselen de foto's af. Tevens zijn dagboekaantekeningen en interviews met stamleiders opgenomen. Het meer dan vijfhonderd pagina's tellende en vijf kilo wegende boek is gevat in een kartonnen doos en voorzien van een gratis mobiele app met 360 graden films en aanvullende verhalen. In dit langlopende levensproject brengt Nelson een eerbetoon aan de duurzame band van inheemse volken met de natuur. Eerder publiceerde hij een gelijksoortig fotoboek, 'Before they pass away'*, over bedreigde volken. Engelstalige teksten. *2013-47-3689 (2014/08) en in een compactere versie: 2016-17-4474 (2016/52).