In zijn eerste grote roman sinds 'Cirkel in het gras' (1985) vertelt Oek de Jong (1952) een beklemmend en meeslepend liefdesverhaal. Het is het verhaal van een fatale gebondenheid. De jonge, mooie vrouw, Lin Hokwerda, voormalig jeugdkampioen tafeltennissen, raakt in de ban van de onbetrouwbare Henri. De relatie met deze lasser op een booreiland (en later verbouwer van appartementen in Amsterdam) houdt geen stand. Na een ruim intermezzo met een andere man, een jurist, keert Lin toch weer terug naar Henri, met alle noodlottige gevolgen van dien. In de roman, waarin veel beweegredenen van personen zijn te verklaren vanuit jeugdervaringen, zoals de relatie tussen Lin en haar vader, wordt de chemie van liefdesrelaties beschreven. De verteller volgt de gedachten van meer personages (mooi is de perspectiefkeuze van het slot). Dit is een sterke liefdesroman. De Jong lijkt ver verwijderd van het intellectualisme uit eerdere romans; desondanks (of misschien: juist daardoor) voelt de lezer zich nauw betrokken bij de lotgevallen van Hokwerda's kind. Over de periode waarin hij aan deze roman werkte verscheen ook een dagboek: 'De wonderen van de heilbot'.