Het woordje 'er' wordt in het Nederlands op vier verschillende manieren gebruikt; het is bovendien een woordje dat heel veel gebruikt wordt. Voor anderstaligen is het woord een van de moeilijkste woorden om correct toe te passen. Dit boekje geeft met behulp van een duidelijke indeling, met veel voorbeelden en oefeningen, een verhelderend inzicht in het gebruik ervan. Er is tevens aandacht voor de plaats in de zin en voor de uitspraak. Ook dit deeltje uit de NT2-bibliotheek is voorzien van idioom, een bibliografie en een register. De wat saaie lay-out is verrijkt met vrolijke pentekeningetjes van de schrijfster. Door de eenvoudig te begrijpen uitleg is het boekje zelfstandig te gebruiken voor gevorderde cursisten (B2-C2) en zal het voor veel NT2-docenten een handig naslagwerkje zijn. Ook geschikt voor cursisten en docenten NT1. De auteur is een ervaren NT2-docent en publiceerde ook 'Hoe gebruik je verkleinwoorden in het Nederlands' en 'Hoe gebruik je getallen in het Nederlands'*.