Aan het begin van de 20e eeuw groeit Kenn Sutherland op in een straatarm vissersdorp in Schotland. Ter aanvulling op hun schrale dieet vangen de jongens van het dorp stiekem zalm en konijnen, waardoor elk hoekje van het uitgestrekte domein van de landeigenaar hen bekend is. Als soldaat in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog denkt Kenn terug aan het landschap van zijn kinderjaren. Afwisselend wordt beschreven wat er in het hoofd omgaat van de jongen en van de volwassene, die terugkijkt op zijn jeugd in het noorden van Schotland en de rol die de rivier in zijn leven heeft gespeeld. Hij overpeinst het mysterie van het bestaan en denkt aan de vele volken die sinds mensenheugenis dit gebied hebben bewoond en aan de, al dan niet gedwongen, leegloop van de Hooglanden. De auteur (1891-1973) behoort tot een groep invloedrijke Schotse fictie-auteurs uit de eerste helft van de 20e eeuw. In 1937 bekroond met de 'James Tait Black Memorial Prize', maar ruim 80 jaar na dato nog steeds prima leesbaar, vooral door de prachtige, maar soms wel erg uitgebreide, beschrijvingen van de natuur. De James Tait Black Memorial Prize is een van de oudste literaire prijzen voor boeken in de Engelse taal.