De auteur (1947) doceerde 35 jaar lang geschiedenis in Zuid-Afrika en brengt met deze roman de voorgeschiedenis in kaart van de ouders van de hoofdfiguur uit 'Het meisje uit de trein', haar eerste boek dat in het Nederlands verscheen. Het verhaal speelt in Johannesburg, in het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw. Kate, dochter van een steenrijke mijndirecteur wil haar studie afronden met een veldonderzoek in de sloppenwijken van de arme blanke Afrikanen. Als zijn protest niets uithaalt, stuurt Kates vader Bernard, een van zijn werknemers en vakbondsman, met haar mee. Kate en Bernard worden verliefd, maar door het standenverschil lijkt hun relatie kansloos. De niet al te diepgaande roman is toegankelijk en vlot geschreven en vakkundig opgebouwd, bevat ontroerende passages en brengt een vrij genuanceerd beeld van de periode, maar is niet altijd even geloofwaardig. Maakt deel uit van de trilogie 'Een veilig thuis'*.