Zesde boek van deze auteur voor wie zijn jeugd een onuitputtelijke bron van inspiratie is. Vaak spelen zijn romans en verhalen zich af op het Bickerseiland, de Amsterdamse volksbuurt waar hij in armoedige omstandigheden opgroeide. Over deze buurt schrijft hij 'hier zou nooit iemand veranderen, werd je hier geboren, dan zat je hier levenslang opgesloten'. In de roman weet zijn zestienjarige alter ego echter uit te breken. Hij is intelligent en kan als enige in zijn familie 'goed leren'. Hij ontgroeit zijn ouders en vervreemdt van zijn familie. Een thema dat ook bekend is uit romans als 'De helaasheid der dingen' van Dimitri Verhulst en 'De avonden' van Gerard Reve. De auteur (1956) beschrijft met veel inlevingsvermogen de zestienjarige langharige, Puch-rijdende, sjekkies rokende puber die hij ooit was. Op indringende maar humorvolle wijze doet hij verslag van zijn getroebleerde relatie met zijn ongeschoolde moeder die begin jaren zeventig plotseling een paar dagen verdwenen was. Hij bedient zich daarbij van een perfect gestileerde stijl. Op z'n Amsterdams gezegd: 'die pik ken er wat van!'