Een debuutroman van formaat: Joost van Driel (1976, neerlandicus) zet met dit verhaal over zoon David Schijndels en zijn vader Nico een solide vertelling neer over de observatie van een huwelijk door een kind, dat volledig in de ban van de dinosauriërs is. Zijn flamboyant en zeer welsprekende vader is van oorsprong filosoof, maar drijft bij gebrek aan werk samen met zijn labiele vrouw in een Zeeuwse stad een lucratieve exclusieve herenkledingzaak. Zeer geregeld gaat hij met David een dag 'naar Amsterdam', maar in werkelijkheid naar Brussel. David brengt steevast, onder de hoede van een jonge vrouw, Sarah, de dag dinosauriërs bestuderend in het natuurwetenschappelijk museum door, terwijl vader zijn kennelijk plezierige bezigheden heeft. In zestien in buitengewoon mooie taal geschreven hoofdstukken gaat het gezin de onvermijdelijke ondergang tegemoet, met een schitterend magisch-realistisch slot. Dit boek tussendoor even wegleggen lukt moeilijk, maar de zeer fraaie omslag maakt in dat geval het leesgemis goed.