Spannend, historisch verhaal over twee Haarlemse schoolkinderen die in 1839 de komst van de stoomtrein meemaken. Dit vinden ze eng en zorgelijk: is dit niet gevaarlijk en raken veel mensen, zoals koetsiers en trekschuitvaarders hun werk niet kwijt? Geertje en Nelis proberen de feestelijke intocht van de trein te saboteren. Geertje heeft ook wel gewetensbezwaren waarbij ze de analogie met een Bijbelverhaal zoekt. De ouders spelen enkel een rol als degenen voor wie de kinderen zich moeten verantwoorden. Een neef, student theologie, helpt de kinderen wat vertrouwen te krijgen in de toekomst. Het verhaal, verdeeld over negen getitelde hoofdstukken, bevat veel dialogen en eenvoudige, korte zinnen. Tijdsbeeld van halverwege de negentiende eeuw komt goed naar voren door de beschrijving van de kleding, spelletjes en straatleven. In het nawoord staat wat informatie over de eerste stoomtreinen. Ruime bladspiegel, op de schutbladen dezelfde pentekening van een feestelijk Haarlems station aan het water. Op de gekleurde omslagillustratie kijken twee kinderen naar een stoomlocomotief met zwarte rookwolken. Voor kinderen met een protestants-christelijke achtergrond vanaf ca. 8 jaar.