Negen korte verhalen, geschreven en van tekeningen voorzien door een 10-jarig Nederlands meisje. De eerste zes (dieren)verhalen zijn bedoeld om te worden voorgelezen aan kleuters; de laatste drie zijn 'voor stoere jongens en meisjes die van avontuur houden' en hebben langere zinnen. De thema's zijn inleefbaar maar nauwelijks uitgewerkt: van vriendschap, verliezen/winnen en gewond raken tot (cup)cakes bakken op een feest en een 'gevonden' hondje moeten teruggeven aan de eigenaar. Eenvoudige illustraties uitgevoerd met verschillende materialen (balpen, krijt, potlood) zijn toegevoegd. Stijlbreuk vormt de doorlopende, computervervaardigde vlaggenlijn boven aan de pagina's. Goedbedoelde uitgave voor zieke kinderen thuis en in het ziekenhuis. Het ontbreekt de verhaallijnen echter aan originaliteit/oorspronkelijkheid, waardoor het geheel niet de kwaliteiten heeft van een 'Keesje Kruimel' van de eveneens 10-jarige Hans Dijkhuis, waardoor het concept zelfs kon uitgroeien tot het allereerste kinderboekenweekgeschenk (1962). Vanaf ca. 4 jaar. Er is aandacht besteed aan deze uitgave in het Jeugdjournaal en Hart van Nederland.