Direct na het einde van de rampzalige Eerste Wereldoorlog gaf Steiner (1861-1925; grondlegger van de antroposofie) zes voordrachten over wat hij zag als voorwaarden voor een betere wereld. Met de 'Sociale Driegeleding' stelt hij een herinrichting voor van de vastgeroeste burgerlijke maatschappij. Hij onderbouwt dit onder andere aan de hand van het falen van het marxisme. Centraal staat de éducation permanente van de individuele mens die zich bovendien bewust is van een geestelijke werkelijkheid achter de materiële. Steiner gaat diep in op politieke en spirituele krachten die de volkeren scheiden op een wijze die machten achter de schermen in de kaart speelt. Veel hiervan is tijdgebonden, maar belangrijke tendensen vormen ook nu een bedreiging. Boeiend is zijn kijk op de psychische bagage van de moderne mens. Door de tijden heen zijn wij telkens fundamenteel anders van aard. Tegenwoordig leven wij in de 'bewustzijnsziel', waarbij de mens zo op zichzelf staat dat het anti-sociaal is te noemen (níet a-sociaal). Steiner werkt dit uit en wijst een weg naar een sociale toekomst. In een nawoord vat Frans Lutters de voordrachten puntig samen.