Deze roman van de Oostenrijkse schrijfster, reizigster en fotografe (1989) is een klein, talig, scherp geslepen en atmosferisch kleinood over schuld, boete, pijn en trauma en hun uitwerking door de generaties. In een beschouwende maar uiterst compact stijl zonder dialogen maar vol sobere, precieze beschrijvingen vol samenhangende tegenstellingen en nuchtere levenswijsheid zien we hoe Alma als meisje opgroeit bij haar door de Tweede Wereldoorlog gevoelsarm geworden ouders. Bij haar grootouders probeert ze steeds antwoorden te vinden op haar onverklaarbare gevoelens van schuld, machteloosheid en verlorenheid. Haar getraumatiseerde opa blijft zwijgen, tot haar dan hoogbejaarde oma opeens haar verhaal begint te doen over vlucht, honger en ontberingen. Alma trouwt met Friedrich en ze krijgen een zoon, Emil genaamd. Deze blijkt gevoelloos voor pijn te zijn, blijkbaar het gevolg van de verdringing van opa, waarbij beiden antipodes vormen. Een gezamenlijke reis naar Kazachstan, waar opa krijgsgevangene is geweest, moet de oplossing brengen. Voor de liefhebbers van Peter Handke. Stond op de longlist van de Deutscher Buchpreis 2020.