De schrijfster was 33 jaar basisschoolleerkracht. Vanuit haar levensbeschouwing heeft zij zeven levenswetten geformuleerd die in haar vakgebied toegepast kunnen worden - drie geestwetten (bijvoorbeeld 'rust en beweging') en vier natuurwetten (bijvoorbeeld 'tegendelen en harmonie'). Deze wetten structureren dit boek. Elke wet wordt in een hoofdstuk uitgelegd, vertaald in een wens of brief aan het kind, verbonden met innerlijke waarden en toegepast op onderwijsleersituaties. Religieuze verhalen illustreren de wetten en elk hoofdstuk eindigt met filosofische vragen die met het kind besproken kunnen worden. Hettema brengt bronnen uit verschillende religies en uit de kunst bij elkaar rond een kern van hermetische (esoterische) spiritualiteit. Kleurige afbeeldingen wisselen de hoofdstukken af. Dit boek is gericht op leerkrachten in de oudste groepen van het basisonderwijs en anderen die met kinderen omgaan. Wie affiniteit heeft met de spirituele dimensie van de schrijfster, vindt hier een schat aan wijsheid.