Volgens samensteller Jaap Robben groeit deze vierdelige bloemlezing mee met de jonge lezer waardoor poëziebegrip steeds breder wordt. Gedichten lijken op toverspreuken: 'Alsof die dichter in het zinnetje iets heeft verstopt. (...)' In het programmatische openingsgedicht wordt in niet misverstane taal de vaardigheid van poëzielezen aangeboord: 'Je leerde kijken/ogen/mond/gezicht/(...)je leerde lezen/letter/woord/gedicht//' De illustraties zijn speels en aardekleurig. Bij Voetballer begerigheid en onhandigheid ineen, bij Vertrektijden de vastgelijmde lippen van geliefden: 'Ik zie op het perron/twee mensen lekker kussen(...)Was ik een conducteur, /ik lette niet op tijden/Zijn mensen uitgekust/dan gaat mijn trein pas rijden/' Ironie in Eten 10, (toch schatplichtig aan Annie M.G. Schmidt): 'Mama wat eten we vandaag? / Stabilisator 450m kind! (...) Misschien wat antioxidant E301 (...)Mogen we ook wat gemodificeerd zetmeel?' 367 blz. flonkerende gedichten met originele kantelingen, taalspelletjes dankzij Riet Wille, Toon Tellegen, Joke van Leeuwen, Eva Gerlach, Joost Zwagerman e.v.a