Kern van deze roman is de vraag in hoeverre wij ons van de natuur verwijderd hebben. De buitenstaander Jona leeft alleen in een hutje in het bos nadat zijn moeder hem heeft verlaten voor een minnaar in de stad en zelfmoord heeft gepleegd. Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien geeft Jona survivalcursussen aan stedelingen. Na een van deze trainingen blijft een jonge journaliste, Hikaru, bij hem achter. Ook Hikaru heeft een verlies te verwerken. Een tijdlang leven ze samen in harmonie met de natuur. Toch komt het niet tot een door beiden gewenste ultieme intimiteit. Hikaru keert terug naar de stad maar het oppervlakkige leven kan haar niet meer bekoren. Het eerste deel van de roman wordt verteld vanuit Jona's gezichtspunt, in het tweede deel komt het leven in de stad via Hikaru aan het woord. Inmiddels lijkt het erop dat Jona haar naar de stad is gevolgd en aanslagen op geldautomaten pleegt. Uiteindelijk keert Hikaru terug naar het hutje in het bos. Het verteltempo is langzaam, de taal is poëtisch. Van de Oostenrijkse auteur, geboren in 1967, is dit zijn debuutroman.